Ooit was de wereld heel simpel, in mijn optiek. Je had een vader en een moeder, en broers en evt zussen. En dan waren er postbodes, slagers, brandweermannen, politieagenten, mevrouwen bij de bank en melkboeren. Een van die beroepen mocht je dan kiezen, voor als je later groot bent. Ik wilde uitvinder worden, dat leek me wel wat. Nieuwe dingen bedenken, net als Willie Wortel.
Iemands beroep was inherent verbonden aan die persoon. De bakker was altijd de bakker, de mevrouw bij de bank altijd de mevrouw bij de bank. Als je zo iemand op straat tegenkwam, was het nog steeds de bakker of de mevrouw van de bank. Die bakker was dus goed in brood bakken, gewoon, omdat het de bakker was. Zijn levensdoel was het bakken van lekker brood voor de mensen. De mevrouw van de bank, daar kon ik zonder zorgen mijn spaarcentjes aan toevertrouwen, omdat het nou eenmaal de mevrouw van de bank was. Haar levensdoel was het veiligstellen van iedereens spaarcentjes. En de ministers hadden het beste voor met alle mensen in het land. Zo simpel was het.
Op de middelbare school kregen mensen bijbaantjes. Plotseling was een vriendin van me tevens het meisje van de taarten bij de Hema. Zo makkelijk was het dus, om een beroep te hebben. Niet dat ze de rest van haar leven het meisje van de taarten bij de Hema wilde zijn, nee, gewoon, voor erbij. Een bijbaantje.
Zo realiseerde ik me steeds beter dat een beroep niet iets is wat je bent, maar wat je op dat moment doet. Als de bakker het brood bakken beu is, kan hij ook ervoor kiezen om automonteur te worden. Maar dat wil ook zeggen dat het feit dat hij bakker is, geen garantie is dat hij goed brood kan bakken. De bakker is ook maar een mens, en is niet onfeilbaar. Logisch. En mijn blinde vertrouwen in de mevrouw bij de bank? Was dat wel zo terecht?
Inmiddels weet ik dat er mensen zijn die enorm gepassioneerd zijn voor wat ze doen. Maar veel mensen doen het toch vooral om een inkomen te hebben. Bij het hoe en waarom worden weinig vragen gesteld. Als men al zich al wat afvraagt, is het vaak hoe men er zelf meer geld aan kan verdienen. Klantgericht zijn of kwaliteit leveren kan onderdeel zijn van deze strategie, maar het is dan een middel, geen doel.
Ik heb niet mijn volledige vertrouwen in de mensheid verloren, maar ik weet wel dat ik kritisch moet blijven, zelf moet blijven nadenken. Nu ik een huis aan het kopen ben, loop ik tegen een woud van instanties aan. Beveelt de mevrouw van de Rabobank mij een hypotheek aan die voor mij het beste is, of voor de bank? Een hypotheekadviseur lijkt onafhankelijker, maar hoe weet ik dat hij niet ook gaat voor zijn eigen gewin? Never trust the people you pay.
Waarom is een huis niet meer een product dat je koopt, net als een koelkast? Jouw huis, ik geef jou geld, nu mijn huis, klaar. Waarom zijn er zoveel instanties die een graantje mee willen pikken van mijn huis? Hoe kan het dat vrijwel niemand een huis gewoon kan kopen? Is het niet ergens volledig ontspoord, maar heeft niemand er vragen bij gesteld, waardoor het uitgegroeid is tot een soort gedrocht van instanties en regels? Waarom moet ik mijn pensioen opbouwen bij het pensioenfonds van mijn werkgever, terwijl tegenwoordig weinig mensen nog tot hun pensioen bij dezelfde werkgever zitten? Het is toch mijn pensioen, niet dat van m’n werkgever? Waarom wordt zelf sparen voor je pensioen minder aantrekkelijk gemaakt dan via een pensioenfonds?
Vragen stellen is belangrijk. Als iets iemands beroep is, wil dat niet zeggen dat die persoon alles ervan weet, laat staan dat hij het beste voor jou weet. Leeftijd is niet altijd een teken van wijsheid, maar vaak van ingesleten patronen. Meer in die richting lees je ook in het boek Society 3.0.
Uitvinder ben ik wel geworden. Industrieel Ontwerper, noemen ze dat op de TU. Mijn taak: bedenken hoe dingen beter, handiger, efficiënter kunnen. Denk niet: “Wat raar, maar het zal wel aan mij liggen.” Durf te denken: “Dat kan handiger, ik doe een suggestie.” Op naar een betere wereld!